Op 1 oktober 2020 is het wettelijk stelsel ‘certificering werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties’ (CO-stelsel) in werking getreden. Deze wet wordt in de volksmond ook wel de 'Gasketelwet' genoemd. Dit stelsel volgt op aanbevelingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) en is uitgewerkt in de bouwregelgeving. Op grond van dit wettelijk stelsel mogen vanaf 1 april 2023 alleen nog daarvoor gecertificeerde bedrijven werkzaamheden uitvoeren aan gasverbrandingsinstallaties, zoals cv-ketels, geisers, gashaarden, -kachels en rookgasafvoeren.
Melding bijna-ongeval bij gemeenten
Wettelijk zijn deze installatiebedrijven (op grond van artikel 1.38 Bouwbesluit 2012) verplicht melding bij de gemeente te doen, wanneer in een ruimte waar zich mensen kunnen bevinden een koolmonoxidewaarde wordt gemeten die hoger is dan 20ppm (melding bijna-ongeval). Bij een waarde van meer dan 20 ppm kan er sprake zijn van een gevaarlijke situatie voor bewoners en gebruikers van een gebouw en kan er voor de gemeente reden zijn om handhavend op te treden.
Door de sector (Techniek Nederland) is een applicatie ontwikkeld waarmee installateurs deze meldingen aan de gemeente kunnen doorgeven. Deze meldingen komen binnen op het algemene e-mailadres van de gemeente waar de te hoge koolmonoxidewaarde is gemeten. (Aangezien de gemeente niet 24/7 bereikbaar is dient bij acuut gevaar altijd het alarmnummer te worden gebeld.)
Deze handreiking biedt een beknopt handelingsperspectief voor gemeenten bij meldingen van bijna-ongevallen door installateurs.
Wanneer en hoe te handelen door gemeenten na melding bijna-ongeval door installateur
Er is onderscheid gemaakt tussen te hoge concentraties CO waarbij de installateur het risico op een incident (veiligheid en gezondheid) heeft weggenomen en te hoge concentraties waarbij het risico op een incident niet is weggenomen. Bij de tweede genoemde situatie kan er aanleiding zijn voor de afdeling bouw- en woningtoezicht van de betreffende gemeente om handhavend op te treden.
CO waarde > 20ppm, risico op incident door de installateur weggenomen |
||
De gemeente maakt aantekening van de melding in haar eigen registratiesysteem. Daarbij noteert de gemeente het adres, de door de installateur gemeten CO-waarde en geeft de gemeente aan dat het risico op koolmonoxidevergiftiging door de installateur is weggenomen. |
||
CO waarde > 20ppm, risico op incident door de installateur niet weggenomen |
||
Gemeten waarde CO |
Effect blootstelling CO |
Actie gemeente |
90ppm |
Lichte hoofdpijn |
>20 – 400 ppm:
|
150 ppm |
Lichte hoofdpijn |
|
200 ppm |
Lichte hoofdpijn, vermoeidheid, misselijkheid na 2-3 uur. |
|
400 ppm |
Frontale hoofdpijn binnen 1-2 uur levensbedreigend na 3 uur. |
> 400 ppm:
|
800 ppm |
Duizeligheid, misselijkheid en stuiptrekkingen binnen 45 minuten bewusteloos binnen 2 uur. Overlijden na 2-3 |
|
1600 ppm |
Hoofdpijn, duizeligheid en misselijk binnen 20 minuten. Overlijden binnen 1 uur. |
|
3200 ppm |
Hoofdpijn, duizeligheid en misselijk binnen 5-10 minuten. Overlijden binnen 25-30 minuten |
|
6400 ppm |
Hoofdpijn, duizeligheid en misselijk binnen 1-2 minuten. Overlijden binnen 10-15 minuten. |
|
12.800 ppm |
Overlijden binnen 1-3 minuten. |
Handhaving door het gemeentelijk bouw- en woningtoezicht
De gemeente ziet op basis van de Woningwet toe op de gezondheid en veiligheid van bewoners. De Woningwet is nader uitgewerkt in het Bouwbesluit 2012 en de Regeling Bouwbesluit 2012. Na het inwerkingtreden van de Omgevingswet staan deze regels in het Besluit bouwwerken leefomgeving.
Als er gezondheidsrisico’s ontstaan door ernstige gebreken aan installaties en bijvoorbeeld de eigenaar van een gebouw weigert om de gebreken te verhelpen, dan kan de huurder of de GGD de afdeling bouw- en woningtoezicht van de gemeente inschakelen. Maar ook kan er een situatie zijn waarbij de eigenaar in een appartementencomplex weigert om de gebreken te verhelpen waardoor de Vereniging van eigenaren de gemeente inschakelt. De gemeente neemt dan contact op met de eigenaar, onderzoekt de ernst van de gebreken en stelt een termijn vast waarin het gebrek verholpen moet zijn. Als de eigenaar niet reageert, kan de gemeente een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom opleggen. Dat wil zeggen dat binnen een bepaalde periode de situatie aan het Bouwbesluit moet voldoen, anders neemt de gemeente op kosten van de overtreder maatregelen of moet de overtreder de opgelegde dwangsom betalen.
De gemeente heeft op basis van de Algemene Wet Bestuursrecht de bevoegdheid om een verbrandingstoestel dat te veel koolmonoxide uitstoot uit te schakelen of om te verbieden dat het wordt gebruikt. Het verbod om een niet goed functionerend verbrandingstoestel te gebruiken, kan op verschillende manieren worden geëffectueerd:
Het verbod om het verbrandingstoestel te gebruiken wordt pas opgeheven als het toestel is hersteld. Het gemeentelijk bouw- en woningtoezicht is hiervoor verantwoordelijk en verricht eventueel een controlemeting. Een bewijs van controle of reparatie van een gecertificeerd installatiebedrijf is meestal toereikend om het verbod op te heffen.
Handhaving werkzaamheden door niet-gecertificeerde installatiebedrijven
De gemeente is het bevoegd gezag voor het naleven van de vereisten in de bouwregelgeving. Dit betekent dat de gemeenten vanaf 1 april 2023 handhavend kunnen optreden tegen niet-gecertificeerde installatiebedrijven, die -ondanks de verbodsbepaling- werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties uitvoeren. De verbodsbepaling geldt ook voor consumenten en andere opdrachtgevers. Gemeenten kunnen vanaf 1 april 2023 ook tegen hen handhavend optreden wanneer zij voor werkzaamheden aan hun gasverbrandingsinstallatie opdracht verstrekken aan een niet-gecertificeerd bedrijf.
De wetgeving is op 1 april 2023 in werking getreden maar omdat eind maart honderden bedrijven op de wachtlijst van certificerende instellingen (CI's) stonden, heeft Techniek Nederland afspraken gemaakt met de Vereniging BWT Nederland onder welke voorwaarden deze bedrijven alsnog konden doorwerken. Deze afspraken liepen tot 1 juli 2023. Aangezien nu blijkt dat de wachtlijsten nog niet zijn weggewerkt, heeft de vereniging BWT Nederland het standpunt ingenomen deze coulance te verlengen, waarbij zij adviseerd om terughoudend te zijn met handhaving bij installateurs die al zijn aangemeld en op de wachtlijst staan voor certificering en geheel voldoen aan de 'doorwerkvoorwaarden'. Maar het is aan het afzonderlijke bevoegde gezag om dit over te nemen, of om toch te handhaven. Verder gelden de volgende aanvullende voorwaarden.
- Er is opdracht gegeven aan een CI voor certifidering, of er is al een overeenkomst afgesloten met dienstverlenen CO-keur en de eerste steekproeven door CO-keur zijn positief doorlopen;
- De monteurs beschikken over een bewijs van VakmanschapCO en legitimatie;
- De monteurs gebruiken gekalibreerde meetapparatuur;
- Er wordt gewerkt volgens de certificatieregeling en een ingevuld kwaliteitshandboek.
Informatie over dit onderwerp op www.co-wijzer.nl
Informatie over Koolmonoxide van BrandweerNL: https://www.brandweer.nl/onderwerpen/koolmonoxide/
Verbod op uitvoering van werkzaamheden aan verbrandingstoestellen door particulieren en niet gecertificeerde installateurs
1 april 2023 is ook de datum waarop ook artikel 1.35 van het Bouwbesluit 2012 gaat gelden. Dit artikel in het Bouwbesluit regelt dat uitsluitend nog mag gewerkt aan verbandingstoestellen (gasgestookte CV-ketels) door gecertificeerde installateurs. Of een intallateur als bedrijf gecertificeerd is voor de uitvoering van werkzaamheden aan gasgestookte verwarmingsinstallaties is te vinden in het www.co-vrijregister.nl . Hierbij moet het betreffende bedrijf over de kwalificatie 'gasverbrandingsinstallaties' beschikken volgens BRL 6000-25
Het is dan ook belangrijk om als opdrachtgever na te vragen of de betreffende installateur is gecertificeerd en of hij of zij dit kan aantonen. De monteur de werkzaamheden uitvoert toont daarmee aan vakbekwaam te zijn, en de betreffende werkzaamheden deskundig en veilg te kunnen uitvoeren. Aangezien het lokaal bevoegd gezag (de gemeente) de taak heeft ook toezicht te houden met betrekking tot het al dan niet beschikken over een certificaat en de rol heeft handhavend op te treden bij overtreding, vraagt dit onderwerp aandacht in het gemeentelijk handhavingsbeleid. Meldingen van overtredingen kunnen komen van opdrachtgevers maar ook van andere intallateurs die bijvoorbeeld zien dat er in strijd wordt gehandeld door niet gecertificeerde installateurs.
Artikel 1.35. Werkzaamheden aan verbrandingstoestellen, verbrandingsluchttoevoervoorzieningen en rookgasafvoervoorzieningen
De in het eerste lid bedoelde werkzaamheden zijn:
a.
het installeren van gasverbrandingstoestellen, verbrandingsluchttoe-voervoorzieningen of rookgasafvoervoorzieningen;
b.
het repareren van gasverbrandingstoestellen, verbrandingsluchttoe-voervoorzieningen of rookgasafvoervoorzieningen;
c.
het onderhouden van gasverbrandingstoestellen, verbrandingslucht-toevoervoorzieningen of rookgasafvoervoorzieningen; of
d.
het in bedrijf stellen en het vrijgeven voor gebruik van een gasver-brandingstoestel na werkzaamheden als bedoeld in de onderdelen a tot en met c.
a.
een stookinstallatie die krachtens artikel 3.10p van het Activiteitenbesluit milieubeheer moet voldoen aan de bij ministeriële regeling gestelde eisen inzake keuring en onderhoud; of
b.
werkzaamheden die worden uitgevoerd voor het verkrijgen van een certificaat als bedoeld in het eerste lid, of een accreditatie als bedoeld in artikel 1.36, tweede lid.
Het eerste lid is tevens niet van toepassing op werkzaamheden die worden uitgevoerd met een certificaat dat is afgegeven door een certificerende instelling waarvan de aanwijzing is ingetrokken, gedurende zes maanden na de intrekking of, als het certificaat op het moment van intrekking van de aanwijzing een kortere geldigheidsduur heeft dan zes maanden, gedurende die geldigheidsduur.
Onze Minister kan een andere termijn stellen dan de termijn, genoemd in het vierde lid, of nadere voorwaarden verbinden aan het gebruik van het certificaat gedurende deze termijn.
Nota van toelichting op artikel 1.35
Het eerste lid regelt dat werkzaamheden aan gebouwgebonden gasverbrandingstoestellen en bijbehorende voorzieningen voor rookgasafvoer en verbrandingsluchttoevoer alleen mogen worden uitgevoerd als wordt beschikt over een certificaat. Dit geldt zowel voor de eerste aanleg van de installatie bij nieuwbouw alsook bij onderhoud en vervanging bij bestaande gebouwen of verbouwingen. Alleen verbrandingstoestellen werkzaam op gas dat bestaat uit koolstofverbindingen vallen onder de verbodsbepaling. Hiermee vallen toestellen die werken op waterstof buiten het stelsel. Deze toestellen geven immers geen risico op het vrijkomen van koolmonoxide. Verder betreft het alle vormen van gasverbrandingstoestellen voor ruimteverwarming of warmtapwaterbereiding, zoals cv-ketels, geisers, gasboilers, moederhaarden en gas-sfeerhaarden. Werkzaamheden aan niet-gebouwgebonden (verwarmings-) voorzieningen zoals heteluchtkanonnen, terraskachels en andere losse gaskachels, gasfornuizen en gaskooktoestellen vallen niet onder de reikwijdte van dit artikel. Ook werkzaamheden aan gasleidingen, expansievat of radiatoren vallen niet onder de reikwijdte van de genoemde werkzaamheden. Deze mogen dus wel worden uitgevoerd door niet-gecertificeerde partijen. Uiteraard moeten de opgeleverde werkzaamheden aan de daarvoor geldende voorschriften voldoen.
In Stb. 2020, 354 is de inwerkingtreding van dit lid vastgesteld op 1 april 2022, Bij Stb. 2021, 555 is die datum verschoven naar 1 januari 2023. Bij Stb. 2022, 503 is die datum verschoven naar 1 april 2023.
Reden voor het uitstel is dat het opstellen en aanwijzen van certificatieschema’s en het aanwijzen van certificerende instellingen meer tijd heeft gevergd dan eerder is voorzien en daardoor de tijd te kort is om voor 1 januari 2023 voldoende bedrijven te certificeren om in de vraag van consumenten en andere opdrachtgevers te voorzien.2 Met het verschuiven van de datum naar 1 april 2023 wordt voorzien in extra tijd voor de volledige inwerkingtreding van het CO-stelsel. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat de inwerkingtreding van de eis dat een certificerende instelling slechts aangewezen kan worden wanneer deze beschikt over accreditatie (artikel 1.36, tweede lid, Bouwbesluit 2012) gehandhaafd blijft op 1 januari 2023.
In het tweede lid van het artikel is vastgelegd welke werkzaamheden onder het certificatiestelsel vallen. Dit betreft het installeren, het uitvoeren van reparatiewerkzaamheden en het uitvoeren van onderhoud aan gasverbrandingstoestellen, verbrandingsluchttoevoervoorzieningen of rookgasafvoervoorzieningen. Ook het in bedrijf stellen en het vrijgeven voor gebruik van een gasverbrandingstoestel na deze werkzaamheden valt onder dit stelsel (sub d). Hierbij wordt opgemerkt dat binnen het stelsel ruimte is voor certificering van een bedrijf voor een deel van deze werkzaamheden. Op grond van het eerste lid is het namelijk verboden om werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder dat voor die werkzaamheden wordt beschikt over een certificaat. Hiermee wordt ruimte gecreëerd voor specifieke regelingen (zie toelichting bij artikel 1.37). Dit heeft uiteraard wel tot gevolg dat het bedrijf enkel gerechtigd is om die werkzaamheden te verrichten waarvoor een certificaat is verkregen.
Voor de goede orde wordt opgemerkt dat eenvoudige handelingen aan gasverbrandingstoestellen, verbrandingsluchttoevoervoorzieningen en rookgasafvoervoorzieningen, die op zichzelf niet gezien kunnen worden als installatie, reparatie en onderhoud en geen direct gevaar voor het vrijkomen van koolmonoxide opleveren, niet onder het verbod vallen. Hierbij valt te denken aan het gebruiken van de resetknop, het bijvullen van cv-water, de stekker van de cv-ketel uit het stopcontact halen, het vervangen van eventuele batterijen en het instellen van de timer of thermostaat. Deze handelingen mogen wel door bijvoorbeeld de bewoners zelf worden verricht.
Het verbod is ook niet van toepassing op werkzaamheden aan ventilatieroosters of klepramen die in de gevel van een ruimte aanwezig kunnen zijn en waarlangs de toevoer van verbrandingslucht voor open verbrandingstoestellen (die uitgefaseerd worden en op termijn van de markt zullen verdwijnen 1) loopt. Bij de inbedrijfsstelling en vrijgeven voor gebruik van een open toestel na werkzaamheden hieraan zal men echter ook moeten nagaan of de ventilatie via de roosters of ramen voldoende aanwezig is. De eis van voldoende ventilatie is onderdeel van de certificatieschema’s, zoals beschreven in artikel 1.37.
Gasverbrandingstoestellen die onder het keuringsregime van het Activiteitenbesluit milieubeheer vallen, zijn in het derde lid uitgezonderd van het beoogde stelsel. Aangezien bij die keuringen ook gekeken wordt naar de veiligheid en koolmonoxide, is er geen noodzaak deze installaties onder het nieuwe stelsel te laten vallen. Gasverbrandingstoestellens met een (gezamenlijk) opgesteld nominaal thermisch ingangsvermogen tot en met 100kW vallen buiten de reikwijdte van het Activiteitenbesluit milieubeheer en vallen daarmee wel onder het nieuwe stelsel.
In het derde lid zijn ook werkzaamheden die juist verricht worden om een certificaat of accreditatie te verkrijgen uitgezonderd van het verbod. Hierbij kan gedacht worden aan een praktijktoets die moet worden uitgevoerd door een installateur, of aan een bijwoning van werkzaamheden door een instelling die geaccrediteerd wil worden. In beide gevallen zullen de werkzaamheden bij uitzondering zonder geldig certificaat kunnen worden verricht. Deze uitzondering is nodig om te bewerkstelligen dat CBI’s en certificaathouders ook na de volledige inwerkingtreding van het stelsel nog kunnen toetreden tot de markt.
Als een CBI niet meer voldoet aan de in dit besluit opgenomen voorwaarden, kan de Minister van BZK de aanwijzing van die CBI intrekken. Dit betekent dat de CBI niet langer certificaten kan afgeven en ook geen controles meer kan uitvoeren op reeds afgegeven certificaten. Gecertificeerde bedrijven zullen zich in een dergelijk geval opnieuw moeten laten certificeren bij een andere, aangewezen, CBI. Om te voorkomen dat bedrijven hun werkzaamheden moeten stilleggen door het wegvallen van de CBI, is in het vierde lid geregeld dat bedrijven gedurende deze periode kunnen blijven werken met het bestaande certificaat en zorgen voor nieuwe certificering bij een aangewezen CBI. Deze periode is korter indien het certificaat van het gecertificeerde bedrijf op het moment van intrekking van de aanwijzing van de CBI korter dan zes maanden geldig is. In dat geval wordt aangesloten bij de geldigheidsduur van het verstrekte certificaat. In het vijfde lid is verder geregeld dat de Minister van BZK in individuele gevallen een andere termijn kan stellen en voorwaarden kan verbinden aan het gebruik van het certificaat gedurende deze termijn.