Mortelschroefpalen die beoordeeld zijn volgens Eurocode 7 zijn volgens ATGB geen gelijkwaardigheid
Het is niet zo dat bij toepassing van mortelschroefpalen automatisch sprake is van een in artikel 4.7 van de Omgevingswet bedoelde gelijkwaardige maatregel. Ondanks private normen! De regels van artikel 4.14 (Bepalingsmethode niet-bezwijken) van het Bbl sluiten mortelschroefpalen in algemene zin niet uit.
Naar het oordeel van de ATGB kan met dergelijke mortelschroefpalen die binnen de scope van artikel 4.14 vallen - bevestigd in Eurocode 7 (NEN-EN 1997-1) - rechtstreeks aan het Bbl worden voldaan. Dat betekent dat de bouwactiviteit valt onder gevolgklasse 1.
Voor een nieuw te bouwen woonhuis worden mortelschroefpalen gebruikt als fundering. De aanvrager is van mening dat de fundering alleen via gelijkwaardigheid op grond van artikel 4.7 van de Omgevingswet kan voldoen. Een bouwplan waarin een gelijkwaardige maatregel is opgenomen op het gebied van constructieve veiligheid, valt buiten gevolgklasse 1. Dat betekent dat het bouwplan, volgens de aanvrager, niet via het stelsel voor kwaliteitsborging getoetst mag worden maar dat een omgevingsvergunning voor een technische bouwactiviteit moet worden ingediend.
De volledige technische beoordeling van het plan ligt dan bij de gemeente. De gemeente is van mening dat de onderbouwing van het toepassen van gelijkwaardigheid in dit geval oneigenlijk is en gebruikt wordt om het toetsen van het plan door de gemeente in plaats van door een kwaliteitsborger uit te laten voeren. Wat de gemeente betreft valt het bouwplan onder gevolgklasse 1.
Lees hier het gehele advies 2504
De adviescommissie heeft bij de behandeling van de adviesvraag het volgende overwogen:
Technische eisen aan bouwwerken
- Het Bbl stelt eisen aan prestaties van bouwwerken en onderdelen daarvan, geeft aan hoe die prestaties bepaald moeten worden, maar schrijft niet voor hoe prestaties geconcretiseerd moeten worden. Het Bbl schrijft dus geen receptuur of oplossing voor.
- Hoewel er in beginsel geen recepturen of specifieke oplossingen worden voorgeschreven, wordt in de regels soms verwezen naar verschillende in de praktijk gangbare oplossingsprincipes. Dit brengt de regels dichter bij de praktijk en maakt ze eenvoudiger naleefbaar. Zo stuurt het Bbl via Eurocodes ook specifieke regels aan voor in de grond gevormde funderingspalen.
- In het Bbl, artikel 4.12, zijn de regels voor de fundamentele belastingcombinaties van een bouwwerk opgenomen. Dit artikel luidt als volgt: Artikel 4.12 (fundamentele belastingscombinaties) Een bouwconstructie bezwijkt gedurende de in NEN-EN 1990 bedoelde ontwerplevensduur niet bij de fundamentele belastingscombinaties, bedoeld in NEN-EN 1990.
- In NEN-EN 1990 is in § 4.1.6 aangegeven dat “geotechnische belastingen moeten zijn bepaald in overeenstemming met EN 1997-1”.
- In NEN-EN 1997-1 (Eurocode 7: Geotechnisch ontwerp - Deel 1: Algemene regels) zijn onder andere de prestaties opgenomen waaraan in de grond gevormde palen, zoals mortelschroefpalen, moeten voldoen.
- In het geval de mortelschroefpalen voldoen aan Eurocode 7, wordt rechtstreeks voldaan aan de prestatie eisen van het Bbl. Er is dan geen sprake van een gelijkwaardige maatregel als bedoeld in artikel 4.7 van de Omgevingswet.
- De door de belanghebbende genoemde BRL 2352 is een KOMO-beoordelingsrichtlijn voor een productcertificaat van geprefabriceerde betonnen heipalen en geldt uitsluitend voor “gewapende of voorgespannen betonnen funderingspalen uit één stuk, geproduceerd in een fabriek onder geconditioneerde omstandigheden, voor toepassing in funderingsconstructies.” Deze BRL is dus niet van toepassing op in de grond gevormde funderingspalen, zoals mortelschroefpalen. Deze BRL kan bij toepassing van mortelschroefpalen niet worden toegepast om aannemelijk te maken dat wordt voldaan aan de voorschriften van het Bbl of een daaraan gelijkwaardige maatregel als bedoeld in artikel 4.7 van de Omgevingswet.
- Als de gemeente (het bevoegd gezag) constateert dat de bij de aanvraag om omgevingsvergunning ingediende informatie zodanig is, dat op elk aspect rechtstreeks is voldaan is aan de regels van het Bbl, kan, naar het oordeel van de gemeente, ook geen sprake zijn van een in artikel 4.7 bedoelde afwijking van de regels. Er kan dus ook geen sprake zijn van een in dat artikel bedoelde gelijkwaardige maatregel.
Gelet op het voorgaande adviseert de ATGB in deze casus als volgt over de toepassing van de bouwvoorschriften:
Wordt het toepassen van mortelschroefpalen als gelijkwaardige oplossing beschouwd?
Nee, het is niet zo dat bij toepassing van mortelschroefpalen automatisch sprake is van een in artikel 4.7 van de Omgevingswet bedoelde gelijkwaardige maatregel. De regels van artikel 4.14 (Bepalingsmethode niet bezwijken) van het Besluit sluiten mortelschroefpalen in algemene zin niet uit. Dat mortelschroefpalen binnen de scope van artikel 4.14 vallen wordt bevestigd in Eurocode 7 (NEN-EN 1997-1).
De adviescommissie ATGB geeft nooit een algemene uitspraak, maar kan in gelijksoortige situaties wel zo worden gelezen. Dit advies is dan ook opgesteld voor deze specifieke casus en is niet algemeen geldend. Het is tot stand gekomen met de door partijen aangeleverde gegevens. Deze publieke versie is geanonimiseerd waardoor niet alle documenten waarop dit advies gebaseerd is, herkenbaar zijn weergegeven.
Bron: ATGB 02-04-2025